Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet financiering sociale verzekeringen

 

Artikel 117 Uitgaven Arbeidsongeschiktheidskas
1
Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen gedurende de periode van vijf jaar met betrekking tot een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, te rekenen vanaf de dag waarop een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van die wet is ingegaan:
a
de door het UWV te betalen arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, alsmede de op grond van enige wet over deze uitkeringen door het UWV verschuldigde premies of vergoedingen als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;
b
het gezamenlijke bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de vakantie-uitkeringen die in de in de aanhef bedoelde periode niet zijn uitbetaald wegens het genieten van loon als bedoeld in artikel 44, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en dat op grond van artikel 44, vierde lid, van die wet wordt afgedragen aan ?s Rijks kas, vermeerderd met:
1
het bedrag aan premies dat het UWV bij uitbetaling op grond van enige wet over dat bedrag verschuldigd zou zijn en dat niet op de uitkeringen in mindering kan worden gebracht, en
2
de vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, van de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van die wet, over dat bedrag.
2
Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vangt de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aan op de dag waarop de in artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, van die wet bedoelde ingetrokken arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan. De eerste zin is tevens van toepassing op de arbeidsongeschiktheidsuitkering die niet is toegekend met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel a, van genoemde wet maar met toepassing van artikel 19 van die wet, omdat het eerstgenoemde artikel op grond van artikel 43a, vierde lid, onderdeel b, van die wet geen toepassing kon vinden.
3
Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vangt de in het eerste lid bedoelde periode van vijf jaar aan na het verstrijken van de in artikel 43, eerste lid, onderdeel b, van die wet bedoelde wachttijd. De eerste zin is tevens van toepassing op de arbeidsongeschiktheidsuitkering die niet is toegekend met toepassing van artikel 43a, eerste lid, onderdeel b, van genoemde wet maar met toepassing van artikel 19 van die wet, omdat het eerstgenoemde artikel op grond van artikel 43a, vierde lid, onderdeel b, van die wet geen toepassing kon vinden.
4
Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend direct aansluitend op een wachttijd die op grond van artikel 19, zevende lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is verlengd, of een tijdvak waarin recht bestaat op loon of bezoldiging dat op grond van artikel 24 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is verlengd wordt de duur van de verlenging van de wachttijd respectievelijk de duur van de verlenging van bedoeld tijdvak in mindering gebracht op de periode van vijf jaar bedoeld in het eerste lid.
5
Indien een arbeidsongeschiktheidsuitkering, respectievelijk een verhoging daarvan, niet wordt uitbetaald op grond van artikel 43d van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, verlengd met het verlengde tijdvak waarin recht bestaat op ziekengeld op grond van artikel 29, negende lid, van de Ziektewet, op loon op grond van artikel 629 lid 11, onderdeel d, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel bezoldiging op grond van artikel 76a, zesde lid, van de Ziektewet.
6
Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a
het een arbeidsongeschiktheidsuitkering betreft die op grond van artikel 71, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door het UWV wordt betaald en op grond van artikel 71, derde lid, van die wet niet op de eigenrisicodrager wordt verhaald;
b
het een arbeidsongeschiktheidsuitkering betreft die op grond van artikel 75a, vierde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering door het UWV wordt betaald en niet kan worden verhaald op een kredietinstelling of verzekeraar als bedoeld in artikel 40;
c
het een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering anders dan bedoeld in het tweede of derde lid betreft, toegekend aan een werknemer, die uit de dienstbetrekking waaruit de arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan, recht had op ziekengeld op grond van artikel 29b van de Ziektewet;
d
het een arbeidsongeschiktheidsuitkering anders dan bedoeld in het tweede of derde lid, betreft, toegekend aan een werknemer, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt toegekend in aansluiting op een voordien op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten toegekende uitkering.
e
het een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering betreft voorzover deze uitkering verhoogd is als gevolg van de inwerkingtreding van artikel IV, onderdeel A, van de Wet verhoging uitkeringshoogte arbeidsongeschiktheidswetten.
7
Het UWV bezigt de middelen die zijn gereserveerd ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas niet tot bestrijding van uitgaven ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas dan met toestemming van Onze Minister.
8
Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen voorts de bedragen van de premiekorting en de premievrijstelling bij marginale arbeid, bedoeld in afdeling 6 van hoofdstuk 3, toegepast op de uniforme premie ten behoeve van de Arbeidsongeschiktheidskas, bedoeld in artikel 37.
9
Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen voorts:
a
de kosten die verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een uitkeringsgerechtigde, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, recht heeft op een uitkering die ten laste komt van de Arbeidsongeschiktheidskas;
b
de op grond van artikel 2.8 van de Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen.
10
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere en zonodig afwijkende regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •